Als de bevoegde autoriteit van een lidstaat redenen heeft om aan te nemen dat een onderneming die fiscaal inwoner is van een andere lidstaat, haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn niet is nagekomen, kan eerstgenoemde lidstaat de bevoegde autoriteit van laatstgenoemde lidstaat verzoeken een belastingcontrole bij de onderneming uit te voeren.
De bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat begint deze controle binnen een maand na ontvangst van het verzoek en voert de belastingcontrole uit overeenkomstig de regels voor belastingcontroles van de aangezochte lidstaat.
De bevoegde autoriteit die de belastingcontrole heeft uitgevoerd, zendt zo spoedig mogelijk en uiterlijk één maand nadat het resultaat van de belastingcontrole bekend is, een terugmelding aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende lidstaat.